zijn leventhis page is valid HTML 4.01 transitional

4 oktober 2008


Jeugd

De familie Mayer (eigenlijk Maijer) komt oorspronkelijk uit Assen. De opa en oma van Harry Mayer waren arm en trokken rond 1890 naar Duitsland waar meer werk te vinden was. Hun oudste zoon, Johannes Mayer (1889 - 1975) bleef echter in Assen en groeide op in een pleeggezin. Hij werd huisschilder en bracht zijn leerjaren in Duitsland door. Als jongeling trok hij door Duitsland, en kwam ook net over de grens in Glanerbrug in Nederland terecht, alwaar hij trouwde met Ankje Kok.

Ze gingen wonen in het centrum van Enschede, aan de Volkertsgang (die niet meer bestaat), een zijsteeg van de Zuiderhagen. Hier werd Harman (Harrry) geboren op 22 oktober 1913. Daarna zijn ze verhuisd naar de Beekstraat, in Enschede-noord, waar de andere drie kinderen geboren zijn. op 22 oktober 1913, de oudste was. Een tweede zoon was de kunstschilder Herman (1915 – 1965). Daarna kwamen nog twee dochters: Annie en Johanna.

Moeder Ankje hield van veranderen, en het gezin is zeven keer verhuisd. Moeder zag een mooi huis in de buurt, begon enthousiast erover te praten tegen haar man Johannes, en het gezin wist wel weer hoe laat het was. Vader Johannes, immers huisschilder, schilderde de boel weer mooi op, Harry als oudste zoon rolde het vloerkleed op, en daar ging het gezin. Het schijnt dat ze zo in vier huizen aan de Laaressingel (toch maar een klein stukje straat) hebben gewoond, en nog in drie andere huizen in de buurt.

Vader Johannes gaf zijn kinderen een degelijke gereformeerde opvoeding. In het gezin werd overigens niet gemusiceerd, ook niet, zoals in veel gereformeerde gezinnen, psalmzingend bij het harmonium. Harry zou echter later nooit verbitterd of boos terugkijken op een gefrustreerde jeugd. Vader Johannes was zelf weliswaar huisschilder, in zijn vrije tijd schilderde en tekende hij prachtig. Hij wist derhalve dat een kunstenaarsgeest zich niet in een keurslijf laat stoppen. Ook de tweede zoon Herman kon schitterend tekenen. De derde, dochter Annie, kon dichten. Het kleine zusje Johanna was bedreven in handwerken. Het gezin maakte samen boeken, waarvoor vader en Herman schilderden en tekenden, Annie schreef en dichtte, en Johanna mooie omslagen maakte.

Vader Johannes heeft nog wel geprobeerd om zijn zoon het huisschilderen bij te brengen en hem op te nemen in de zaak.

In de familie wordt nog steeds het verhaal verteld hoe Harry de opdracht kreeg een houten vloer te schilderen, en hoe vader Johannes na vele uren maar eens ging kijken waarom Harry nog niet terug was, en hoe Harry daar zat, in de verste hoek van de kamer, te wachten tot de verf droog was en hij eroverheen kon om terug bij de deur te komen….

En Harry? Die hoorde muziek in zijn hoofd, en was verder niet erg handig aangelegd: een heel verschil met zijn broer Herman en een grote teleurstelling voor zijn vader.

Kennismaking met muziek

Het muzikale talent van Harry werd ontdekt door zijn onderwijzer, J. A. Ketel. Dhr. Ketel was zelf ook erg muzikaal en behalve onderwijzer, dirigent van koren en harmonieorkesten. Op aandrang van dhr. Ketel schaften de ouders van Harry een harmonium aan. In 1922 kreeg Harry hierop gratis zijn eerste lessen. foto De heer Ketel nam Harry ook op in de harmonie: Harry speelde van 1925 tot 1930 bij de Christelijke Harmonie te Enschede de bes-klarinet en de alt-saxofoon.

Toen Harry al snel een beetje harmonium kon spelen werd hij door de heer Ketel aan het kerkorgel gezet. In 1926 kreeg hij als 13 jarige een vaste aanstelling als organist van de Gereformeerde Kerk aan de Wilhelminastraat in Enschede. Ook ging hij bij zijn leraar koorrepetities begeleiden. fotoDhr. Ketel haalde toen Harry’s ouders over om voor hun begaafde zoon een piano te kopen opdat hij beter en verder zou kunnen studeren. Zij wisten het geld bijeen te brengen, en de piano kwam er.

In 1929 hoorde Kees van Baaren Harry spelen bij een kooruitvoering van de heer Ketel. Kees van Baaren zocht contact met Harry’s ouders en met de heer Ketel en wist te bewerkstelligen dat Harry de muzieklessen bij hem zou voortzetten.

Dit was voor Harry een beslissende stap. Kees van Baaren was onder de indruk van de improvisaties van Harry op de piano en het orgel, en raadde hem aan deze op te schrijven. Harry kon dit foutloos (net als Mozart). Van Baaren was onder de indruk. Hij ging Harry les geven in muziektheorie en legde zo een stevige theoretische basis.


Les van Kees van Baaren en Kuno Stierlin

Van Baaren bracht Harry in aanraking met de harmonieleer van Arnold Schönberg (1874 - 1951). Ook bracht hij Harry ertoe om Duitse literatuur zoals Thomas Mann en Duitse filosofen zoals Kant, Nietzsche en Schopenhauer te gaan lezen. Met Van Baaren kon hij uren praten. Collega's en leerlingen zouden hem later roemen om zijn interesse in literatuur en zijn enorme belezenheid van filosofische en theologische schrijvers.

Intussen maakte Harry de ULO af, en daarna wijdde hij zich volledig aan de muziek. 

In 1927 nam hij vioolles bij de violist Arend de Hoop, de oprichter van de Twentse Orkestvereniging. Om geld te verdienen maar ook uit interesse ging Harry spelen in een salonbandje van Arend de Hoop. Dit bandje speelde ook op zondag, en dat was in zijn gereformeerde omgeving ontoelaatbaar. Toen men dreigde hem te ontslaan als organist, is hij met het bandje opgehouden.

Gereformeerd of niet, Harry heeft allerlei schnabbelwerk in die jaren gedaan. Zo speelde hij piano bij huisfeesten van de grote textielfamilies in Enschede, en ook in de bioscoop bij de stomme film, waarbij hij al kijkend naar het doek, het verhaal op de piano moest laten horen: romantische taferelen, maar ook stormen op zee, gegier van auto’s en oorlogstaferelen. Dit alles heeft het improvisatievermogen van Harry zeker verrijkt, en tot in zijn laatste jaren vond hij het leuk om op feesten en partijen met veel vertoon het Lang zal ze leven en andere populaire liederen ten gehore te brengen.

In 1930 leerde Harry Kuno Stierlin (1886-1967) kennen, die componist, organist en koordirigent was bij de katholieke Antoniuskerk te Oldenzaal. Stierlin was op zijn beurt leerling van Max Reger (1873 - 1916), en had net als Reger een groot improvisatietalent. Bij Stierlin leerde Harry het improviseren op het orgel volgens de regels der kunst. Stierlin bracht hem ook in contact met de toen ultramoderne muziek van Reger en Karg-Elert. Verder liet hij Harry nog meer ervaring opdoen als begeleider bij koren.

Voor Harry’s omgeving werd de situatie tenslotte onduldbaar: pianospelen in de bioscoop en vioolspelen in een salonorkest was al in strijd met de strenge gereformeerde regels, maar dat een gereformeerde organist in een katholieke kerk de mis begeleidde was in 1930 ongehoord. Harry besloot toen te breken met de Gereformeerde Kerk. Ook hierover heeft Harry later nooit haatdragend gesproken: hij bleef vele vrienden houden in de Gereformeerde Kerken. Zijn eigen bescheidenheid en mildheid in oordelen over anderen heeft er zeker toe bijgedragen dat ook de gereformeerden hebben geaccepteerd dat het gelovige hart van Harry weliswaar lag bij de gereformeerde eredienst, maar dat het muzikale hart werd getrokken naar de rijke katholieke muzikale traditie en het grote orgel van de Antoniuskerk.

Na de breuk met de Gereformeerde Kerk ging Harry in zijn onderhoud voorzien door piano- en orgellessen te geven. Zijn ouders ondersteunden hun oudste zoon ook, wat voor vader Mayer moeilijk te verkroppen was. Maar toen brak ook nog de crisistijd aan en kreeg het schildersbedrijf van zijn vader steeds minder werk tot het uiteindelijk failliet ging. Harry was nu op zichzelf aangewezen, en ook zijn lespraktijk leed onder de crisis. In 1935 stopte hij met zijn eigen lessen bij Kees van Baaren. Als afscheidscadeau droeg Harry zijn eerste echte compositie, een strijkkwartet, op aan zijn leraar.

In 1938 ging Kuno Stierlin terug naar Duitsland. Deze had de laatste maanden daarvoor al blijk gegeven van sympathie voor Hitler en diens Dritte Reich. Harry was het met deze denkbeelden niet eens, en de vriendschap was daarom al bekoeld. Ook de connecties met de Antoniuskerk werden toen verbroken.


De oorlogsjaren

Financieel ging het slecht. Kees van Baaren nam zijn vroegere leerling weer onder zijn hoede en stelde Harry aan als zijn assistent. Bovendien regelde hij voor Harry een baantje als pianist en repetitor van een “Opern- und Operettegesellschaft” in Westfalen, dat destijds veel publiek trok en onder leiding stond van de Nederlander P. Herfst. Maar dit was van korte duur: in 1939 vertrok de heer Herfst naar Berlijn omdat daar meer werk was. De operettevereniging ging daarop ter ziele, zodat Harry zijn baan alweer kwijt was.

Toen de oorlog uitbrak was Harry geheel op het werk als assistent bij Kees van Baaren aangewezen. Beiden waren anti-Duits, dus kregen geen baantjes in door Duitsers gecontroleerde instellingen. Hun eigen lespraktijk bracht in het begin wel voldoende op voor beiden, maar liep langzaam leeg, en uiteindelijk kwam het hele muziekleven in Enschede stil te liggen. In 1943 stopte Kees van Baaren ermee. Hij trok naar het westen van Nederland om daar succesvol te worden als pedagoog in compositie. Harry Mayer wilde Twente niet verlaten en bleef in zijn geliefde Enschede.

In 1941 had Mayer een jeugdkoor opgericht bij de Nederlands Hervormde Lasonderkerk te Enschede. Bovendien leidde hij het kerkkoor en het jeugdkoor van de Nederlands Hervormde Kerk te Delden. Hij schreef voor beide koren veel composities, waaronder psalmbewerkingen en musicals. In 1944 echter stopten beide koren. Helaas is in de oorlog het grootste deel van de composities voor deze koren verloren gegaan.

In 1943 vluchtte Mayer naar Winssum (Friesland) waar hij tot midden 1944 bleef. In deze periode schreef hij stukken voor pedaal-harmonium. Toen hij terugkwam in Enschede, werd hij in het kader van de Arbeitseinsatz tewerk gesteld in Rheine (Westfalen), waar hij ruiten moest inzetten. Met behulp van een Duitse arts die hem aan valse papieren wist te helpen, kon hij ontsnappen. Hij liep terug naar Nederland en dook onder bij een boer in Buurse. Hier wachtte hij het einde van de oorlog af.


De vijftiger jaren

fotoNa de oorlog vestigde Mayer zich in Delden en werd benoemd tot organist aan de NH kerk. Deze post zou hij 21 jaar lang bekleden. Toen het muziekleven in Twente weer op gang kwam, had hij daarin een groot aandeel als organist, dirigent en pedagoog. De eerste jaren na de oorlog verdiepte hij zich in de muziek van de Middeleeuwen en Renaissance en in de techniek van de dodekafonie.  Vanaf 1950 ging Mayer zelf ook de dodekafonie toepassen, waarmee hij in Nederland een van de eersten was.

Bovendien trouwde hij in 1950 met een leerlinge van hem. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Hans en Saskia. Helaas was het geen gelukkig huwelijk en werd dit in 1955 weer ontbonden. In deze periode ontstond zijn beste pianomuziek.

In 1956 leerde Mayer zijn nieuwe echtgenote kennen. Uit dit huwelijk werden ook twee kinderen geboren: Sjoerd en Mathilde. Uit deze periode dateren veel orgelstukken en bovendien een groot aantal kamermuziekstukken die hij schreef voor zijn vele leerlingen.


De zestiger jaren en daarna

Mayer haalde intussen enkele diploma's en ging les geven aan de Enschedese Muziekschool. Dit bezorgde hem (en zijn gezin) een vast inkomen en sociale zekerheid, met bovendien voldoende vrije tijd om te componeren.

fotoToen het Twents Muzieklyceum als vakopleiding begon, werd Mayer leraar muziektheorie, muziekgeschiedenis en compositie. Dit heeft hij gedaan tot aan zijn pensionering, en ook daarna is hij nog vaak "ingevallen". Vele oudere Twentse musici zullen zich de lessen op de rokerige zolder nog goed herinneren: Mayer was als leraar zeer geliefd en, vanwege zijn legendarische verstrooidheid, bovendien vaak onderwerp van verhalen en anekdotes.

Het gezin Mayer ging wonen in Lonneker. Mayer was als kunstenaar een vreemde in het dorp, maar het dorp waardeerde hem zeer. Hij liet zich zien op dorpsfeesten en trouwpartijen en bracht dan met veel vertoon het Lang zal ze leven, Wilhelmus, of wat maar van toepassing was, ten gehore. Het publiek vond het geweldig dat hun dorpsgenoot dit kon en dat hij vaak in de krant kwam. Toen hij een lintje kreeg kwam dan ook onverwachts de Lonneker Harmonievereniging Excelsior een serenade brengen bij het huis van hun dorpscomponist. Het verhaal tekent het karakter van de musicus: hij stond voor alle mensen en alle soorten muziek open.

Daarnaast leidde Mayer nog vele jaren het kerkkoor in Delden, en werd hij organist op het kleine orgel in de NH kerk in Lonneker. Ook werd hij recensent voor het dagblad Tubantia van vele platen en concerten in Twente. Hij werd hoofdredakteur van het vakblad Het Orgel, en schreef voor dit blad en voor Mens en Melodie artikelen over veel onderwerpen, met name over moderne orgelcomponisten zoals Reger, Widor, Webern en Messiaen. Daarnaast zat hij in jury's van koor- en orgelconcoursen, verzorgde hij radio-uitzendingen, nam staatsexamens af in theoretische vakken, en schreef ook nog een boek over moderne notaties in de muziek.

Mayer werd in die tijd door vakgenoten en collega's gewaardeerd om zijn grote kwaliteiten als leraar, om zijn fantastisch improvisatietalent op orgel en piano, om zijn belezenheid, om zijn grote kennis en begrip van moderne muziek, en om zijn uitstekende artikelen. Toch is hij niet een van de groten van Nederland geworden, in tegenstelling tot zijn leraar Kees van Baaren. In biografieën van Van Baaren wordt de naam Mayer niet eens vermeld. Mayer zat natuurlijk vast in zijn christelijke wereld, bovendien in Twente, ver weg van het culturele centrum van Nederland. Maar ik denk dat er een andere oorzaak is voor dit niet doorbreken: Mayer hield zichzelf op de achtergrond. Hij was niet in staat zichzelf naar voren te werken, vooral niet als dat moest ten koste van anderen. Bovendien was hij onhandig, en niet in staat de technische vernieuwingen van de muziekwereld te volgen: zo snapte hij niets van electronische instrumenten, opnameapparatuur, studio's, en dergelijke.

Mayer reed geen auto. Hij fietste overal heen, door weer en wind. En als een concert te ver weg was, dan reed zijn vrouw hem.

Hij snapte niets van electronica. Toen er een keer geen geluid uit de boxen kwam van zijn platenspeler, trok hij het snoer uit de box en luisterde of er wel geluid uit de plug kwam. Zelf muziek opnemen op cassettes heeft hij nooit geleerd.

Ook in het dagelijks leven was hij onhandig. Hilarisch was het moment dat ik hem een keer zag theezetten: hij knipte een theezakje open en strooide de thee in de pot. Hij zei toen ook nog dat theezakjes zo'n handige uitvinding waren, want nu had hij altijd de juiste hoeveelheid thee.

Typen kon hij ook niet. Hij leverde de kopij voor de tijdschriften en Tubantia altijd handgeschreven in. Het liefst schreef hij met kroontjespen.

Het orgel van de Hervormde Kerk in Lonneker was eigenlijk te klein voor hem. Hij was echter tevreden en wilde zichzelf niet omhoog werken tot organist op een groter orgel, hoe fantastisch hij ook speelde en improviseerde. Na de preek speelde hij altijd een mooi stuk en de kerkgangers luisterden stil. Velen bleven bovendien zitten aan het einde van de dienst, om het stuk te horen wat hij dan ten gehore bracht. Ook zijn psalmvoorspelen, waarin de sfeer van de psalm goed werd verklankt, vonden veel waardering (hoewel het Lonneker publiek zeker niet het meest progressief was op muzikaal gebied).

Als componist maakte Mayer in zijn laatste jaren voornamelijk gebruiksmuziek: behalve de psalmvoorspelen voor eigen gebruik in de kerk te Lonneker, ook cantates voor zijn koren, en allerlei kamermuziek voor wisselende bezettingen voor de vele musici die hij kende.

Mayer is overleden in 1983.

Harry Mayer | mens